Ergotherapie

 

Een ergotherapeut richt zich op het stimuleren/ behouden/ uitbreiden van de zelfstandigheid van het kind, d.m.v.:

  • observeren
  • aanleren van een handeling 
  • leren omgaan met een hulpmiddel 
  • geven van adviezen aan ouders, docenten/klassenassistenten en andere betrokkenen 
  • bemiddeling en advisering tussen ouders en instanties die hulpmiddelen verstrekken

Met welke onderwerpen houdt de ergotherapeut op school zich bezig:

  • activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL)
  • sensorische informatie verwerking
  • handfunctie
  • handspalken
  • voorzieningen

Activiteiten van het dagelijks leven

Dit zijn allerlei praktische activiteiten die het kind op school en thuis dagelijks uitvoert:

  • verplaatsen: handbewogen of elektrische rolstoel 
  • persoonlijke verzorging: zelfstandigheid in aan-/ uitkleden,wassen, toiletgang, hanteren bestek, etc.
  • uitvoeren van schoolse vaardigheden: knippen, pengreep, voorbereidende schrijfoefeningen, computeren 
  • uitvoeren van hobbymatige activiteiten: computeren, spelen

Sensorische informatie verwerking

Dit is het proces waarbij kinderen aanleren allerlei zintuiglijke prikkels te onderscheiden, te plaatsen en daarop motorisch en gedragsmatig te reageren. Het leert ons om prikkels te begrijpen en met elkaar in verband te brengen. Als de sensorische integratie bij een kind niet goed verloopt, kan het problemen opleveren in de ontwikkeling, het gedrag, en het leren van het kind.

Sensorische integratie richt zich voornamelijk op 3 zintuigen: de tastzin, het evenwichtgevoel en het spier- en gewrichtsgevoel (standgevoel).

 

Tastzin

De tastzin bestaat uit het waarnemen van pijn, temperatuur en druk op de huid. Deze signalen bepalen in grote mate hoe we onze omgeving ervaren en beschermen ons tegen gevaren (bv. vuur). Als de tastzin gestoord is, kan dit betekenen dat deze signalen te zwak of te sterk worden ervaren. Als de tastzin niet goed werkt, uit zich dat in niet aangeraakt willen worden, de weigering om bepaalde soorten voedsel te eten en/ of om bepaalde kleren niet te willen dragen. Ook kan het voorkomen dat het wassen van het gezicht als vervelend wordt ervaren, dat men een hekel heeft aan vieze handen of dat verwonding niet wordt opgemerkt.

 

Evenwichtsgevoel

Het evenwichtsgevoel ontstaat door het evenwichtsorgaan wat zich in het oor bevind. Het neemt de stand van het hoofd en hoofdbewegingen waar. Storingen kunnen zich op twee manieren uiten: kinderen met een overgevoelig evenwichtsorgaan hebben een hekel aan schommelen, schuitje varen, naar beneden glijden, e.d. en kunnen er met angstreactie op reageren. Anderzijds zijn er ook kinderen met een ondergevoelig evenwichtsorgaan. Deze kinderen zoeken juist allerlei intense bewegingservaringen op, zoals heel druk bewegen, springen en rondtollen.

 

Standgevoel

Het standgevoel is het gevoel waarbij we onbewust de stand van onze ledematen weten zonder die te zien. Het standgevoel geeft onze hersenen de signalen die het mogelijk maken om in een stoel te zitten en gemakkelijk ergens overheen te stappen. Het helpt ons ook om te kunnen schrijven met een pen, soep te eten met een lepel en knopen vast te maken; je weet waarvoor een voorwerp dient en hoe je dat moet gebruiken. Dat het standgevoel niet goed werkt uit zich in onhandigheid, een neiging om vaak te vallen, het aannemen van ongebruikelijke houdingen, niet willen kruipen en/of op een slordige manier eten. Problemen met het standgevoel, tastzin of evenwichtsgevoel hebben invloed op de uitvoer van motorische taken.

 

Handfunctie

Je handfunctie heb je nodig om dagelijkse activiteiten uit te kunnen voeren. Om je handen te kunnen laten functioneren, heb je spieren en zenuwen nodig die het goed doen en zintuigen die de goede informatie doorgeven en verwerken. Bijvoorbeeld als je kraaltjes aan een ketting wilt rijgen, moet je de kraaltjes kunnen voelen (met je tastzin via je zenuwen), je moet voelen hoe hard je in de kraaltjes moet knijpen om ze tussen je vingers te klemmen (spier- en gewrichtsgevoel) en je moet fijnmotorische bewegingen kunnen uitvoeren (met je spieren) om de kraaltjes te rijgen aan het touwtje. Met een goede ooghandfunctie, controleer en ondersteun je je handelen.

 

Handspalken

De stand en functie van de hand is uitermate belangrijk in de manier van uitvoer van dagelijkse activiteiten en zelfstandigheid. Als een arm/ hand vergroeid is, een hoge of lage spierspanning heeft of het moeite kost de hand te betrekken bij een activiteit, kan je een handspalk adviseren. Een handspalk kan als doel hebben om de verzorging van de hand te vergemakkelijken en de spieren op lengte te houden. Anderzijds kan een spalk geadviseerd worden om handfunctie te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door de pols te ondersteunen, kan de gebruiker zijn energie stoppen in het aansturen van de vingers om iets te pakken.

 

Voorzieningen

Dit kunnen vragen vanuit de klas of thuis zijn over een voorziening voor het kind. Dit kan een rolstoel, stoel voor gebruik in huis, autostoel, auto aanpassing, etc. zijn. Ook kunnen ouders de hulp van de ergotherapeut inschakelen om mee te denken in het proces voor een woningaanpassing thuis, b.v. als het kind niet meer kan functioneren in de woning of de verzorging te zwaar wordt. De ergotherapeut kijkt samen met de ouders en gemeente naar de mogelijkheden om een huis aan te passen, bijvoorbeeld d.m.v. een traplift, verplaatsing/ aanpassing van bad- en slaapkamer, verbeteren toegankelijkheid, etc.